In de landelijke pers en politiek wordt vaak geroepen: ‘Nederland schreeuwt om meer woningen!’. Ook de minister in kwestie roept dat vaak, nu in een kamerbrief van 6 november 2020. De bedoelingen zullen vast goed zijn, maar er wordt een beeld neergezet alsof het maar behelpen is bij de Nederlandse gemeenten. Het moet allemaal sneller en eenvoudiger (met minder ambtenaren). Ook de Omgevingswet heeft dat idee als achtergrond: sneller en eenvoudiger. Was het maar zo simpel!

De praktijk is zoals altijd weerbarstiger dan het papier. Een initiatiefnemer voor een bouwplan, of het nu een projectontwikkelaar is of een particulier, moet naast een bouwplan een waslijst aan onderzoeken aanleveren: stikstofonderzoek, akoestisch onderzoek, archeologisch onderzoek, onderzoek naar externe veiligheid en flora en fauna, etc. De onderzoeken worden vervolgens beoordeeld door regionale omgevingsdiensten. Onderzoeken beoordelen doen gemeenten namelijk niet zelf, dit is uitbesteed aan omgevingsdiensten. Deze gespecialiseerde ambtenaren staan ver van de gemeentelijke praktijk af en kijken meestal strikt naar de regels: strijdig is strijdig. En hup, het onderzoek moet weer aangepast worden of opnieuw gedaan worden. Als de beoordeling en aanpassing binnen een paar weken afgerond zouden zijn, zou dit nog niet zo’n probleem zijn. Helaas is het zo dat wacht- en doorlooptijden tot een (half) jaar heel gewoon zijn. Ook de omgevingsdiensten kampen met personeelstekorten en durven vaak ook niet met praktische oplossingen te komen. Want een ambtenaar wil zich meestal ook kunnen indekken met een perfect sluitend advies. Vervolgens moet het gemeentebestuur nog wat vinden van het plan. Ook dat kost weer de nodige tijd. Veel gemeenteraden vergaderen maar 1x per maand. En de raadsagenda’s staan vol gepland.

Verder is het zo dat in de aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet gemeenten al bezig zijn met de invoering en uitbreiding van participatie. Dit is het betrekken van bewoners in een plan in de informele fase. Het woord ‘participatie’ staat hoog op de politieke agenda. En dus moet er voor vrijwel elk plan ‘geparticipeerd’ worden of het nu iets bijdraagt of niet. Elke initiatiefnemer moet dus aan de slag met participatie: de buurt in en praten met buurtbewoners. Het uitgangspunt is op zich goed. Er zijn nu eenmaal plannen die best in kunnen grijpen in de naaste omgeving. Verder zijn er ook grote plannen waarbij inbreng van bewoners wat kan toevoegen. Meestal komt er helaas weinig uit. Wat vergeten wordt is dat er ook mensen tussen zitten die het als een sport zien om de boel te traineren of te vertragen. Dat zijn er meer dan u denkt. Men wil meestal niet dat de omgeving verandert. De meeste mensen houden namelijke niet van verandering. Participatie gaat alleen nog maar over het voortraject van het bouwplan. De bestemmingsplanprocedure of het vergunningentraject is dan nog niet eens begonnen! Ook dat traject kent vele valkuilen (en vertragingen).

Wil de minister echt opschieten met woningbouw? Schrap dan eens wat onderzoeksverplichtingen en participatie! Dan gaat het een stuk sneller. Zoals in China, waar de bulldozer gewoon komt voorrijden. Een sloopvergunning is niet nodig. Oh, dat wilt u niet? Zet dan eens een realistisch beeld neer van de praktijk van het vergunningen- en RO-traject voor woningbouw in Nederland! In een democratisch land waar iedereen wil meepraten gaan trajecten langzaam. Daar gaat de Omgevingswet of extra geld niets aan veranderen!

Publicatie: 7 november 2020