In de huidige wereld waar ontwikkelingen zeer snel gaan is een flexibel bestemmingsplan erg prettig voor de praktijk. Een bestemmingsvlak met ruime mogelijkheden en het kunnen wisselen van functies zonder omgevingsvergunning is prettig. Dit geldt ook voor het omgevingsplan. De grens is het rechtszekerheidsbeginsel. Een bestemmingsplan of omgevingsplan moet ook rechtszekerheid bieden aan burgers. Niet alles moet kunnen, er zijn grenzen. Die grenzen zijn niet altijd eenvoudig te trekken.

Een mooi voorbeeld uit de praktijk biedt een uitspraak van de Raad van State van 9 februari 2022. Het bestemmingsplan in kwestie maakt uitbreiding mogelijk voor een recreatiepark. Een deel van het plangebied is ingedeeld voor dagrecreatie. Dit terrein staat open voor de gasten van het park. Verder is er ook bebouwing voorzien voor het houden van paarden voor de gasten van het park. Van een manege is volgens de raad geen sprake. Op het terrein zijn verder sport- en speelvoorzieningen beoogd. Voor het gehele terrein is een specifieke indeling gemaakt. Een belangrijk aspect is echter niet uitgevoerd: het vastleggen van het gebruik en de indeling in planregels. Hier wringt de schoen: “Verder stelt de Afdeling vast dat naast het feit dat de beoogde perceelindeling niet is opgenomen in de planregels, ook onduidelijk is wat in de planregels moet worden verstaan onder dagrecreatie en voorzieningen voor dagrecreatie. Beoogd is de paardenvoorzieningen op het perceel uitsluitend beschikbaar te stellen voor maximaal 20 paarden van de gasten van het nabijgelegen vakantiepark (…). Dit volgt echter niet uit de planregels. Hetzelfde geldt voor de dagrecratieve activiteiten die buiten het multifuntionele gebouw in de buitenlucht worden aangeboden. Beoogd is dat die activiteiten geen zelfstandige verkeersgeneratie veroorzaken, omdat die activiteiten uitsluitend beschikbaar zijn voor de gasten van het nabij gelegen vakantiepark en voor wandelaars, fietsers en ruiters uit de omgeving, maar dit volgt niet uit de planregels. (…).