Bij de vaststelling van een omgevingsplan moet de raad afwegen of er sprake is van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Op grond van artikel 1.3 Ow is dat een doel van de Omgevingswet: het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Eén van de af te wegen onderdelen is geluid. Voorkomen moet worden dat omwonenden onevenredige geluidsoverlast ervaren. Geluid van waterpompen kan zeer vervelend zijn voor buren.

In deze zaak ging het om de vaststelling van een bestemmingsplan. Deze jurisprudentie zal ook zijn gelding houden bij de vaststelling van een omgevingsplan. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 16 grondgebonden woningen mogelijk. In dit geval gaf de raad aan dat geluid van waterpompen pas aan de orde kan komen bij de omgevingsvergunning. Volgens de Raad van State is dat niet het geval: “In dit geval kon alleen al niet worden volstaan met de verwijzing naar de omgevingsvergunning omdat artikel 3.8, tweede lid van het Bouwbesluit 2012 op het moment dat het plan werd vastgesteld nog niet voorzag in geluidsnormen voor warmtepompen. Weliswaar zijn per 1 april 2021 wel geluidnormen voor installaties voor warmte- of koudeopwekking in het Bouwbesluit 2012 opgenomen, maar bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning die voor die datum is gedaan blijven de voorschriften van het Bouwbesluit van toepassing die golden op het tijdstip waarop de aanvraag werd gedaan. Een en ander betekent dat de raad bij de vaststelling van het plan een afweging had moeten maken van de mogelijke gevolgen voor de omgeving na realisatie van waterpompen binnen een woonbestemming en had dienen te onderzoeken of een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat zal ontstaan. Nu een dergelijke afweging ontbreekt komt het plan voor vernietiging in aanmerking.Lees meer in r.o. 6.4 van uitspraak ABRS 28 juli 2021, no. 202100601/1/R4.

Hoe zit dit in de Omgevingswet? – Vanaf 1 juli 2022 zal waarschijnlijk de Omgevingswet in werking treden, al kan dit ook een half jaar later zijn. Installaties buiten mogen niet meer dan 40 dB geluid voor de omgeving veroorzaken op grond van het Bouwbesluit 2012. De opvolger van het Bouwbesluit is het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Op grond van artikel 4.108 van het Bbl mag een installatie voor warmte- of koudeopwekking in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende op hetzelfde bouwwerkperceel gelegen woonfunctie maximaal 40 dB aan geluid veroorzaken. Dit blijft dus hetzelfde als de huidige wetgeving.