Het omgevingsplan gaat over de fysieke leefomgeving, zoals over de aspecten bodem, water, lucht, geluid, geur en externe veiligheid. Wellicht zijn er nog meer aspecten die kunnen worden opgenomen in het omgevingsplan. De buitengrens wordt bepaald door de afbakening met andere wetgeving waarin een bepaald onderwerp uitputtend wordt geregeld. Het komt er dus op neer dat er veel kan worden geregeld in het omgevingsplan zolang het maar onder de paraplu valt van de fysieke leefomgeving.

Uit het oogpunt van milieubescherming zijn de belangrijkste typen regels van het omgevingsplan:

  • Omgevingswaarde: legt een doelstelling vast voor de fysieke leefomgeving. De omgevingswaarde vervangt de bestaande milieukwaliteitseisen, zoals die nu bekend staan van de Wet milieubeheer. De omgevingswaarde is primair gericht tot het vaststellende orgaan. Dat betekent dat een omgevingswaarde geen rechtstreeks werkende normen voor anderen bevat.
  • Regels over functies en locaties. Dit is vergelijkbaar met het huidige bestemmingsplan waar bestemmingen en regels zijn opgenomen. Het heeft wel een breder oogmerk dan in het bestemmingsplan. De Omgevingswet geeft bijv. aan dat in ieder geval rekening moet worden gehouden met de bescherming van de gezondheid (artikel 2.1, lid 4 Ow). Er kunnen bijv. regels worden opgenomen over de aanvaardbare geluidskwaliteit in een gebied.
  • Meldingen en vergunningen. Er kan in het omgevingsplan een meldingsvereiste worden opgenomen (artikel 4.4 Ow). Zonder voorgaande melding is het dan niet toegestaan om de betrokken activiteit te verrichten. Het omgevingsplan kan ook dienen als toetsingskader voor diverse omgevingsvergunningen.
  • Programma’s. In het omgevingsplan kunnen programma’s worden aangewezen met een programmatische aanpak, zoals het NSL.