De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de langetermijnvisie op de noodzakelijke en de gewenste ontwikkeling naar een duurzame fysieke leefomgeving. Eind 2018 wordt de ontwerpversie aan de 2e kamer verzonden (is de verwachting). De NOVI zal in 2019 worden vastgesteld.

NOVI voor nationale belangen – De NOVI is op basis van de Omgevingswet zelfbindend voor het Rijk. In het gedecentraliseerde stelsel van het omgevingsbeleid pakt het Rijk weer een actieve rol. In de NOVI worden nationale belangen aangewezen. Volgens de minister is de situatie urgent.

Prioriteiten voor de NOVI 

  1. Duurzaam economisch groeipotentieel voor Nederland. Grote ontwikkelingen ten behoeve van een duurzaam en concurrerend vestigingsklimaat vragen om focus op de volgende punten:
    – transities van haven- en industriegebieden;
    – transformatie van productieprocessen (naar een circulaire economie);
    – versterking van industrieclusters;
    – (internationale) bereikbaarheid van economische kerngebieden;
    – leefbaarheid en aantrekkelijkheid van steden en economische kerngebieden;
    – versterking van de stedelijke economie;
    – robotisering en digitalisering.
  2. Ruimte voor de klimaat- en energietransitie. Klimaat en energie hebben niet eerder zoveel gevraagd van onze fysieke leefomgeving. De focus ligt onder andere op:
    – verduurzaming bestaande bebouwde omgeving;
    – duurzame warmteopties en bijbehorende infrastructuur;
    – duurzame elektriciteit;
    – energienetwerken;
    – nieuw vestigingsbeleid voor grote energievragers;
    – CO2-afvang, opslag en gebruik;
    – verduurzaming mobiliteit;
    – Noordzee.
  3. Sterke, leefbare en klimaatbestendige steden en regio’s met voldoende ruimte om te wonen, werken en bewegen. Gezondheid en veiligheid vraagt om een specifieke benadering, breder dan alleen gericht op industrie en transport. De inrichting van de stad doet ertoe, om voor mensen een prettiger leefklimaat te realiseren. Verbetering van de gezondheid en veiligheid is dan ook meer dan het op orde hebben van de basiskwaliteit van de woon- en werkomgeving, namelijk de ontwikkeling van gezonde en veilige toepassingen en een bijbehorende inrichting van gebieden. De focus ligt op:
    – klimaatadaptieve inrichting;
    – natuurinclusieve en gezondheidsbeschermende en – bevorderende planvorming (meer groen, meer bewegen);
    – aardgasvrije wijken.
  4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. De focus ligt op:
    – natuurinclusieve en circulaire land- en tuinbouw;
    – het beperken van de gezondheidseffecten van intensieve veeteelt;
    – waterveiligheid, milieu- en waterkwaliteit en klimaatadaptie;
    – bodemdalingsproblematiek.

Lees meer in de brief van minister Ollongren d.d. 13 april 2018 (TK, 2017-2018, 34 682, nr. 3.